Ashāb: Metgezellen van de Profeet (saw)

Na verloop van tijd begon de kloof tussen waarheid en leugen echter geleidelijk te verdwijnen, totdat ze schouder aan schouder stonden. Net als twee producten die in dezelfde winkel worden verkocht, begonnen ze samen te circuleren in de samenleving, waardoor de maatschappelijke ethiek werd ondermijnd. In de politieke propaganda werd de leugen gekoesterd als iets begeerlijks. De afschuwelijke lelijkheid van de leugen werd verhuld, terwijl de schitterende schoonheid van de waarheid verborgen bleef. Hoe kan iemand in zo’n tijd nog de kracht, standvastigheid en godsvrees van de ashāb in hun rechtvaardigheid, waarheidlievendheid, verhevenheid en oprechtheid evenaren of overtreffen?

 

Om dit onderwerp verder te verhelderen, zal ik een gebeurtenis delen die ik heb meegemaakt. Het is als volgt:

 

Op een dag kwam er een gedachte in mijn hart op: waarom kunnen buitengewone persoonlijkheden, zoals Muhyiddin Ibn Arabī, het niveau van de ashāb niet bereiken?

 

Later, tijdens het gebed, terwijl ik de woorden

سُبْحَانَ رَبِّىَ الْاَعْلٰى

uitsprak, begon de betekenis van deze uitdrukking zich in mijn binnenste te ontvouwen. Niet in haar volle omvang, maar een glimp van de waarheid werd mij getoond. In mijn hart zei ik:

 

“Ach, had ik maar één enkel van de vijf dagelijkse gebeden kunnen verrichten, zoals ik deze woorden heb uitgesproken, dan zou dat beter zijn dan een heel jaar van aanbidding.”

 

Na het gebed begreep ik dat die gedachte en die innerlijke toestand in feite een vorm van leiding was – een subtiele aanwijzing dat het spirituele niveau van de ashāb in hun aanbidding onbereikbaar is.

 

Inderdaad, tijdens die grote maatschappelijke omwenteling die tot stand kwam door het licht van de verheven Koran, werden de tegenstellingen scherp van elkaar gescheiden. Al het kwaad – met alles wat eraan verbonden is, in al zijn duistere zijden en gedaanten – stond lijnrecht tegenover al het goede – met al zijn lichtvolle kanten en heilzame gevolgen.

 

In een dergelijke opgeschudde tijd drukten elke zikr en tesbīh hun volle betekenislagen uit – fris, levendig en als het ware vers geplukt. Ze wekten alle gevoelens en spirituele zintuigen van de mens wakker, die onder de invloed en het tumult van die omwenteling stond. Zelfs innerlijke vermogens zoals verbeelding en inbeelding namen – in een wakkere en alerte toestand – de vele betekenislagen van deze heilige woorden in zich op en zogen die als het ware naar hun eigen aard en beleving toe.