Idjtihād

Zesde Belemmering

 

Aangezien de grote mudjtehidīn onder de selef-i salihīn leefden in een tijd die dicht bij het tijdperk van de ashāb lag – het tijdperk van licht en waarheid – konden zij zuiver licht van de ashāb ontvangen en een oprechte ijtihad verrichten. De mudjtehidīn van deze tijd daarentegen, kijken naar het Boek der Waarheid (de Koran en de Soenna) vanachter talloze sluiers en vanaf een zodanig verre afstand, dat zij nauwelijks in staat zijn zelfs de duidelijkste letter ervan helder waar te nemen.

 

Als je zou zeggen: “De ashāb waren ook mensen; zij kunnen niet volledig gevrijwaard worden van fouten of vergissingen. Hoe kan hun rechtvaardigheid en betrouwbaarheid dan als basis dienen voor de ijtihāds en de uitspraken van de sharia? En op welke gronden heeft de ummah dan unaniem vastgesteld dat de ashāb in het algemeen rechtvaardig zijn en de waarheid spreken?”

 

Het antwoord:

 

Inderdaad, de overgrote meerderheid van de ashāb was verliefd op de waarheid, verlangend naar oprechtheid, en hunkerend naar gerechtigheid. In die tijd werd namelijk de lelijkheid van leugens en valsheid in al haar afschuwelijkheid getoond, en de schoonheid van oprechtheid en waarachtigheid in al haar pracht – zodanig dat de afstand tussen beide zich opende als van de Troon tot aan de aarde. Het verschil was zo groot als het verschil tussen de graad van Musaylima de Leugenaar, die zich in esfel-i sāfilīn bevond, en de graad van waarachtigheid van de Profeet (saw), die zich in alā-yi illiyyīn bevond.

 

Inderdaad, zoals de leugen Musaylima naar esfel-i sāfilīn deed zinken, zo verhieven waarachtigheid en oprechtheid Muhammed al-Emīn (saw) naar alā-yi illiyyīn. De ashāb, die edele gevoelens bezaten, deugdzame eigenschappen nastreefden en verlicht waren door het gezelschap van de Zon der Profeten (saw), weigerden bewust hun handen uit te strekken naar de leugen – die zo verachtelijk is, tot verval leidt, en slechts een lachwekkend handelswaar vormt in de bezoedelde winkel van Musaylima de Leugenaar. Net zoals zij vreesden voor ongeloof, vreesden zij ook voor de leugen – de metgezel van ongeloof.

 

En het is onbetwistbaar, noodzakelijk en zonder enige twijfel dat zij zich met volle overgave richtten op eerlijkheid, oprechtheid en waarachtigheid – vooral bij het overleveren en verkondigen van de bepalingen van de sharia – en daaraan trouw gehecht bleven. Eerlijkheid, oprechtheid en waarachtigheid zijn immers zó prachtig, zó’n bron van eer en trots, zó’n verheven middel tot verheffing en spirituele opstijging, en zó gewild onder de edele schatten van de Trots der Profeten (saw), dat zij – met de schittering van hun schoonheid – de menselijke samenlevingen verlichten.

 

Tegenwoordig is de afstand tussen leugen en waarheid echter zó verkleind, dat zij bijna schouder aan schouder staan. Het overstappen van waarheid naar leugen is bijzonder gemakkelijk geworden. In de politiek bijvoorbeeld, geeft men vaak de voorkeur aan leugenachtige propaganda boven oprechtheid en eerlijkheid.

 

Wanneer het lelijkste en het mooiste in dezelfde winkel, voor dezelfde prijs, worden aangeboden, moet men de edele diamant van oprechtheid en waarheid – die naar de essentie van de werkelijkheid leidt – niet blindelings kopen, vertrouwend op de woorden of kennis van die winkelier.